Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB2473

Datum uitspraak2007-08-29
Datum gepubliceerd2007-08-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200702239/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 6 februari 2007 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van melkgeitenhouderij gelegen op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 22 februari 2007 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200702239/1. Datum uitspraak: 29 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellante], gevestigd te [plaats], en het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 6 februari 2007 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van melkgeitenhouderij gelegen op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 22 februari 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 28 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2007, beroep ingesteld. Bij brief van 27 april 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 augustus 2007, verweerder, vertegenwoordigd door F. Kabbouti en ing. J.A.M. Coppens, ambtenaren van de gemeente, is verschenen. Voorts is vergunninghouder in persoon als partij gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Appellante vreest voor stankhinder nu mechanische ventilatie van de stallen volgens haar niet mogelijk is, omdat de stallen aan drie zijden open zijn.    Naar het oordeel van de Afdeling is, gezien de toelichting van vergunninghouder ter zitting en de aan de vergunning verbonden voorschriften, gewaarborgd dat in de stallen een onderdruksituatie bestaat die waarborgt dat geen of slechts te verwaarlozen ventilatieverliezen door andere openingen dan de in de vergunning opgenomen emissiepunten optreden. Het bezwaar is ongegrond. 2.2.    De Afdeling stelt voor het overige vast dat het beroepschrift van appellante een nagenoeg woordelijke herhaling is van de tegen het ontwerp van het bestreden besluit ingebrachte zienswijzen. In het bestreden besluit heeft verweerder zijn reactie daarop gegeven. Appellante heeft in het beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom deze reactie onjuist zou zijn. Ook voor het overige zijn daarvoor geen gronden. 2.3.    Het beroep is ongegrond. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I. Beurmanjer-de Lange, ambtenaar van Staat. w.g. Boll    w.g. Beurmanjer-de Lange Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2007 241-492.